Intuïtie is een vorm van direct weten zonder dat we dit beredeneerd hebben. Als we intuïtief handelen, dan reageren we zonder dat we kunnen onderbouwen waarom we zo reageren. We reageren automatisch. Menselijk gedrag is heel vaak automatisch. We doen de meeste dingen onbewust en op de automatische piloot. Dat is efficiënt, want op die manier kunnen we onze bewuste aandacht richten op de dingen die ons nog niet zo gemakkelijk en automatisch afgaan. Intuïtief gedrag; daar staan we niet bij stil.
In onze trainingen geven mensen vaak aan dat ze zich bewust zijn geworden van wat ze intuïtief doen. Ze gaan beredeneren waarom ze zich gedragen zoals ze dat doen. Sommige aspecten van het intuïtieve gedrag worden dan bevestigd: nu snap ik waarom ik het zo doe, en waarom dat gedrag werkt. Andere aspecten willen deelnemers juist gaan veranderen. Want als ze proberen te onderbouwen waarom ze het zo doen, komen ze er soms achter dat het gedrag “er is ingeslopen” zonder dat het werkt. Een deelnemer verwoordde het zo: ”Door progressiegerichte vragen die mij vandaag zijn gesteld, kan ik veel beter kiezen welke intuïtieve gedragingen ik wil behouden en waarom en welke ik wil veranderen en waarom”.
Regelmatig presenteren mensen hun innerlijke gevechten als een gevecht tussen hun gevoel en hun ratio. Maar we hoeven dus niet te vechten tegen ons gevoel of ons gevoel te veroordelen. Het gevecht dat we soms moeten voeren speelt zich af tussen ons automatische, reflexmatige gedrag en de bewuste regulatie van ons gedrag. Want onder de noemer van “intuïtie” doen we soms dingen die niet werken en schade opleveren voor onszelf of een ander. Hoe we ons voelen geeft ons informatie over hoe we ons aan het gedragen zijn. Gevoelens zijn daarmee interessante informanten.
Vragen die kunnen helpen om je intuïtieve handelen te analyseren zijn:
denk eens aan een situatie die je interessant vindt om op te reflecteren.
welk gedrag, welke manier van reageren kwam automatisch bij je op?
wat was je goede reden om op die manier te reageren?
welke gevoelens had je toen je je zo gedroeg?
wat was het resultaat in die situatie?
welke informatie geeft je dit over wat werkte en wat niet werkte?
Er is een artikel verschenen op de managementsite, dat zo begint:
Waarom praten we toch altijd over elkaar in plaats van met elkaar?”, zo verzucht een teamlid tijdens de lunch met vijf van zijn collega’s. Zijn collega’s snappen direct wat hij bedoelt. Ook zij merken dat er eerder over elkaar gepraat wordt dan met elkaar. Met alle negatieve consequenties van dien. Onveilig en niet productief. Zelfs elkaar aanspreken op missers gebeurt niet. Je loopt immers het risico dat je collega gekwetst of boos reageert en dan raak je van de regen in de drup. “Er zijn toch feedbackregels?” oppert een collega. “Ja, maar daar heb ik slechte ervaringen mee” reageert een ander.
Verder lezen kan hier
Een ander artikel over progressiegerichte feedback kun je hier vinden
Als mensen een probleem hebben ervaren ze over het algemeen dat ze machteloos zijn. Het probleem ligt buiten hen en ze hebben er geen grip op, maar wel veel last van. Progressiegerichte coaches vinden dat begrijpelijk en normaal. De cliënt kan zijn situatie als onoplosbaar beschouwen, want als hij het idee had dat het oplosbaar was was hij niet naar de coach toegekomen. In plaats van dat progressiegerichte coaches de cliënt ervan proberen te overtuigen dat het probleem wel degelijk oplosbaar is of dat het probleem een beperking is waarmee de cliënt moet leren leven, blijft de progressiegerichte coach het cliëntperspectief volgen.
De coach erkent het perspectief van de cliënt en vraagt vervolgens hoe de cliënt last heeft van de situatie. Een voorbeeld om helder te maken wat het belang is van de “Hoe heb je er last van vraag”. Stel iemand zegt: “Het probleem is dat mijn functie door een reorganisatie zal komen te vervallen”. In eerste instantie lijkt het misschien heel duidelijk dat dit een probleem is. Het is een probleem dat buiten de invloedssfeer van de persoon. Als er nu geen verdere probleemonderkenning aan te pas komt, blijft dit een probleem dat buiten de invloedssfeer van de persoon valt en neemt zijn gevoel van machteloosheid toe. Als je nu vraagt: “Wat zou je in de plaats van dit probleem willen?” dan krijg je ook een antwoord dat buiten de eigen invloedssfeer ligt. De persoon zegt dan bijvoorbeeld: “Ik zou willen dat de organisatie nou eens zou stoppen met die continue reorganisaties, en ik zou willen dat ik mijn baan gewoon kon behouden natuurlijk!”
Door de vraag te stellen hoe de persoon last heeft van dit probleem, komt het probleem wèl binnen zijn eigen invloedssfeer. Dan zegt hij bijvoorbeeld: “Ik kom nergens meer toe, ben helemaal lam geslagen, zit angstig af te wachten wat er gaat gebeuren.” Nu is het een probleem dat binnen de eigen invloedssfeer ligt en wordt het mogelijk om te gaan verkennen wat de persoon in de plaats van dit probleem zou willen. Het antwoord van de klant wordt in dit laatste geval bijvoorbeeld: “Ik zou weer actief willen zijn en niet zo passief afwachten wat er wordt besloten. Ik wil het heft in eigen hand nemen”.
De “hoe-heb-je-er-last-van-vraag” brengt een probleem binnen de invloedssfeer van de persoon en is daarmee een cruciale basisinterventie in een progressiegericht gesprek waarin sprake is van problemen.
Normaliseren heeft drie functies:
1. het maakt het probleem van de gesprekspartner menselijk en geen teken van pathologie. Daardoor ontstaat opluchting en kunnen mensen met minder zwaarte naar hun probleem kijken. Het probleem komt immers vaker voor.
2. het haalt het probleem van de veroordeling van jezelf weg. Als mensen een probleem hebben kunnen ze daarnaast een probleem krijgen met het feit dat ze het probleem hebben (surplusprobleem). Ze gaan zichzelf zien als zwak of slap dat ze hun probleem zo moeilijk vinden en er zo’n last van hebben. Door te normaliseren dat de persoon niet zwak is of slecht is, maar dat het normaal is dat de persoon zich ellendig voelt, kunnen mensen hun aandacht gaan richten op het oplossen van hun probleem in plaats van op het veroordelen van zichzelf.
3. het laat je gesprekspartner weten dat je hem niet veroordeelt en hem respecteert, wat de samenwerking tussen jullie ten goede komt.
Normaliseren kan op twee manieren. Via indirecte normaliserende constateringen zoals “klinkt logisch” of “natuurlijk” of “klinkt bekend” of “veel mensen lopen daar wel eens tegen aan”. Bij deze vorm van normaliseren wordt de inhoud van wat de gesprekspartner net heeft gezegd niet benoemd, maar wordt zijn situatie in het geheel als menselijk en normaal gezien.
Het kan ook via directe normaliserende constateringen, die reframend werken. Een directe constatering die reframend werkt maakt gebruik van de inhoud van wat de gesprekspartner net heeft gezegd en buigt het perspectief om van negatief naar positief. Dus van “Ik ben slap, want ik heb zo’n last van mijn probleem” naar “Ik ga er eigenlijk best goed mee om, met dit moeilijke probleem dat veel mensen wel eens hebben”.
Een voorbeeld van een directe normaliserende constatering is deze: ”Veel samengestelde gezinnen hebben jaren nodig om een goede balans te vinden. Logisch dat je er soms flink last van hebt en dat je aan het zoeken bent naar de juiste ingangen met je stiefkinderen. Uit je voorbeeld van zonet klinkt het alsof jullie al behoorlijk eerlijk met elkaar communiceren… Hoe hebben jullie dat al voor elkaar gekregen?” In deze formulering maak je gebruik van directe normaliseer constateringen en rond je af met een indirect compliment.
Ken je dat gevoel dat je iets wat ver weg is zo graag wilt, dat het lijkt alsof je het aan kunt raken? Alter en Balcetis vroegen zich af of een aantrekkelijke plaats dichter bij voelt dan een onaantrekkelijke plaats, terwijl de afstand hetzelfde is. Ze vroegen zich ook af of het hebben van een levendig beeld van een plaats je de perceptie geeft dat die plaats dichterbij ligt, dan wanneer een levendig beeld ontbreekt. Hun hypothese was: omdat mensen selectief focussen op de aantrekkelijke aspecten van een locatie worden die locaties levendiger verbeeld, waardoor ze vervolgens als dichterbij worden ervaren dan locaties die onaantrekkelijker worden gevonden.
Ze formuleerden twee hypothesen. De positiviteits-nabijheids hypothese voorspelt dat hoe aantrekkelijker de locatie wordt gevonden, hoe dichterbij mensen denken dat die locatie is. De positiviteits-levendigheidshypothese voorspelt dat, wanneer er geen goede reden is om te focussen op iets negatiefs, mensen selectief focussen op de aantrekkelijke aspecten van een locatie, waardoor die locaties levendiger verbeeld worden dan de relatief onaantrekkelijke locaties.
In hun onderzoeken testten ze de positiviteits-nabijheidshypothese. Het resultaat was als verwacht: hoe enthousiaster de participanten waren over de locatie waar ze naar onderweg waren, des te nabijer ervoeren ze die locatie en hoe meer ze overschatten hoe ver ze al hadden gereisd om op die aantrekkelijke locatie te komen. Hoe minder aantrekkelijk de participanten de locatie waarnaar ze onderweg waren vonden, hoe verder weg ze inschatten dat die locatie nog was en hoe meer ze onderschatten hoe ver ze al gereisd hadden om op de onaantrekkelijke locatie te komen. Dus: als iets heel aantrekkelijk voor je is, schat je in dat het dichterbij is dan het daadwerkelijk is.
Ook testten ze de positiviteits-levendigheidshypothese. Het bleek dat levendigheid negatief gecorreleerd was met de perceptie van afstand. Dus hoe levendiger het beeld van een locatie, hoe dichterbij de locatie voelt. En mensen zijn geneigd om levendige beelden te creëren van iets dat ze aantrekkelijk vinden.
Dus, als je positief tegenover iets of iemand staat, heb je de neiging om een levendiger beeld van die persoon of dat object te creëren in je hoofd, waardoor je het gevoel krijgt dat het object of de persoon van je affectie dichterbij is dan die daadwerkelijk is.
Dit is interessant in combinatie met andere onderzoeken waaruit blijkt dat hoe dichterbij iets voelt, hoe meer we gemotiveerd en bereid zijn om iets te doen om het te bereiken. In de progressiegerichte aanpak creëren we een levendig beeld van de gewenste situatie en van het positieve gedrag van mensen in die gewenste situatie. Het effect is dat de gewenste situatie als heel dichtbij voelt en dat stimuleert om iets te gaan doen om de gewenste situatie te gaan bereiken.
Wisful thinking: je ziet wat je hoopt te zien. Zou dat niet alleen een uitdrukking zijn, maar ook letterlijk zo zijn? Balcetis en Dunning deden 5 onderzoeken naar de vraag of mensen daadwerkelijk zien wat ze willen zien. Oftewel, heeft de motivatie om iets te willen zien een effect op je onbewuste waarnemingsprocessen, waardoor je daadwerkelijk ziet wat je hoopt te zien? Dat is dus iets anders dan wel degelijk de werkelijkheid zien, maar bewust net doen alsof je een andere werkelijkheid ziet.
Dit zijn de resultaten van hun 5 onderzoeken:
de motivationele staat waarin mensen verkeren bepaalt wat ze zien als ze worden geconfronteerd met ambigue beelden
mensen nemen in een multi-interpretabel beeld dat wat ze graag willen zien eerder waar dan dat wat ze liever niet willen zien
mensen kijken langer naar objecten die ze graag willen zien dan naar objecten die ze liever niet zien, ze zoeken actief met hun ogen naar beelden die ze graag willen zien
mensen reageren sneller op woorden die iets aantrekkelijks voor ze vertegenwoordigen dan op woorden van objecten die ze liever niet hebben
De conclusie van de onderzoekers is: mensen zijn geneigd om te zien wat ze hopen te zien, in plaats van wat ze liever niet zien. Ze nemen ook de woorden van de dingen die ze graag willen zien eerder waar dan de woorden van de dingen die ze liever niet hebben. Dit is een onbewust proces, dus mensen geloven daadwerkelijk dat ze eerlijk zijn over wat ze zeggen te zien.
Ik vind dit onderzoek interessant omdat het me enerzijds bevestigt in mijn overtuiging dat het vaak zinloos is mensen te proberen te overtuigen dat ze de dingen fout zien. Ze zien het immers echt zo, met eigen ogen. Dat maakt het onderscheid tussen wat jij ziet en wat de ander ziet nog helderder, en het maakt het ook nog eenvoudiger om begrip te hebben voor de ander. Als je door de ogen van de ander naar de werkelijkheid zou kijken, met dezelfde motivaties, zou je waarschijnlijk hetzelfde zien.
Anderzijds vind ik het interessant omdat ik me afvraag hoe deze resultaten zich verhouden tot de negativity bias, waarbij het negatieve altijd meer impact heeft en meer aandacht krijgt dan het positieve. De onderzoekers verwijzen daar ook naar in hun discussie.
Gelukkig leven wordt door Aaken et al op twee manieren gedefinieerd. De eerste definitie refereert aan meer positieve dan negatieve ervaringen waardoor een positief subjectief welbevinden ontstaat. De tweede definitie refereert aan levensvoldoening, dat wil zeggen dat een positieve integrale evaluatie van het leven (voorbij afzonderlijke momenten).
Wat is vriendelijk? De meeste mensen willen liever vriendelijk zijn tegen anderen dan dat ze anderen op de kast jagen. Vandaar ook dat het soms zo moeilijk is om eerlijke feedback aan anderen te geven. Want als je kritiek hebt, hoe blijf je dan toch vriendelijk? En wat is dat eigenlijk, vriendelijk zijn?
Volgende week start weer de Opleiding progressiegericht werken met groepen. Ben jij teamcoach, adviseur, leidinggevende of mediator en wil je graag dat de teams waarmee je werkt echt vooruit komen met belangrijke doelen? Doe dan mee met deze opleiding: Progressiegericht werken met groepen
Wij gebruiken cookies op onze website om u de meest relevante ervaring te bieden door uw voorkeuren en herhaalbezoeken te onthouden. Door op "Accepteren" te klikken, stemt u in met het gebruik van ALLE cookies.
This website uses cookies to improve your experience while you navigate through the website. Out of these, the cookies that are categorized as necessary are stored on your browser as they are essential for the working of basic functionalities of the website. We also use third-party cookies that help us analyze and understand how you use this website. These cookies will be stored in your browser only with your consent. You also have the option to opt-out of these cookies. But opting out of some of these cookies may affect your browsing experience.
Necessary cookies are absolutely essential for the website to function properly. This category only includes cookies that ensures basic functionalities and security features of the website. These cookies do not store any personal information.
Any cookies that may not be particularly necessary for the website to function and is used specifically to collect user personal data via analytics, ads, other embedded contents are termed as non-necessary cookies. It is mandatory to procure user consent prior to running these cookies on your website.